Het werd tijd voor een eigen auto. Op mijn autojacht leerde
ik drie soorten handelaars kennen. Natuurlijk is er de gladjakker. De verkoper
die eerst de vrouw een hand geeft, je een cappuccino aanbiedt en passant vraagt
of je jurk van zijde is. De auto is een ‘geweldig model’, ‘ betrouwbaar en toch
sexy op het schoolplein’.
Tadaa! |
Hoewel ik de verkoopkunsten van de gladjanus bewonder, heb
ik het gevoel dat ik in de val word gelokt. Dat je binnen een kwartier
duizenden euro’s uitgeeft en er op de terugweg achterkomt dat je niet eens om
garantie hebt gevraagd, dat werk.
Het andere uiteinde van het spectrum: de
tweedehandsautohandelaar. De verkoper geeft je de sleutel om een proefrit te
maken en je zoekt het verder zelf maar uit. Voor kletspraatjes ben je hier aan
het verkeerde adres. Vriend vroeg: ‘Wat is het voordeel van deze ten opzichte
van die ernaast staat?’ Verkoper: ‘Kilometerstand.’ Dat was het. Ik hou daar
wel van.
Tot slot zijn er de hufters. Ik zei dat het gaspedaal iets
doorgetrapt was. Hij draaide met zijn ogen en zuchtte: “Dat kun jij helemaal
niet weten.” Daarna begon hij te lachen. Mijn vriend lachte glazig mee. Ik
kookte van woede.
Direct zei ik: ‘Nou, ik ben eruit!’ De verkoper keek me
beduusd aan. ‘Ik hoef hem niet’, zei ik gedecideerd.
‘Wat gaat hier verkeerd?’ probeerde hij nog
wanhopig.
‘Ach ja, het moet ook goed voelen, zo gaat dat nou eenmaal bij
vrouwen’ , glimlachte ik.
Een dag later hebben we bij de buren van het type
‘zoek-het-maar-uit’ een auto gekocht. Ik ben er expres nog drie rondjes mee
langs zijn deur gereden. En ik heb gezwaaid. Autohandelaren opgelet: een auto
verkoop je aan een vrouw, zelfs als hij voor de man is.