Over mij

Mijn foto
Columnist Dagblad van het Noorden. Schrijver. Mailen kan op: rosa@rosatimmer.nl

maandag 30 mei 2011

Heimelijk Genoegen



De laatste tijd zie ik eruit als een voetbalvrouw. Dat mijn vriend niet dichter bij sporten komt dan wekelijks in het stadion te zitten, maakt daarvoor niet uit. Mijn gezicht hemels opgemaakt, mijn nagels die ik vroeger met vingerkootje en al eraf beet, zijn nu keurig verzorgd en mijn haar is altijd nét geknipt en geverfd.

Dat komt door Angela. Mijn lieve, ondeugende en stoere vriendin van de basisschool. Ik woon sinds kort naast haar kapsalon.

Angela is de enige kapster in de wereld die van lang haar houdt. Ze is een verademing tussen alle satanisch lachende kappers die telkens meer afknippen dan je wilt. Kwam ik vroeger nog regelmatig huilend thuis met een boblijn als ik had gezegd: “Alleen de puntjes alstublieft”, bij Angela zal me dat niet overkomen. Maar dat is niet het enige waar klanten haar om adoreren: ze ziet eruit als een godin. Superslank, felgroene ogen en lange, weelderige bruine krullen. Vaak als ik langskom zit er één of andere aanbidder te kwijlen boven zijn kopje koffie. “Zullen we maar even gaan knippen?”, vraagt Angela subtiel. “Nee, ik kom alleen maar gezellig langs”, zegt de stumper.

Drie keer per week is er een heel eigenaardig buitenlands meisje dat vooraf tegen haar zegt: “Don’t talk to me.” Angela mag haar niet eens vragen hoe ze haar haar graag wil hebben. Ze zit met de ogen dicht te genieten van de aanrakingen van Angela’s handen.

Ik was de laatste tijd zo vaak weg dat mijn vriend zich begon af te vragen waar ik aldoor uithing. Ik dacht aan Angela, haar uitstraling, magische handen en vele aanbidders. Met een rood hoofd zei ik: “Ik ben hard aan het studeren.” Laat hem maar lekker in het stadion blijven.

www.studioangela.nl

@angelaalam

woensdag 4 mei 2011

Dode Mensen


Wie zonder waarschuwing in mijn agenda kijkt, zal schrikken. Ik heb nogal een luguber ogend programmapunt dat ik aanduid als: dode mensen. Maandag 0,5 dode mensen, Woensdag 3 dode mensen en vrijdag 2 dode mensen. Het is niet dat ik de lijken van het nieuws tel, al had dat met mijn ziekelijke nieuwsgierigheid ook best gekund, het zijn de uren die ik werk in de palliatieve zorg. Dat is alle zorg rondom het sterven. Ik vul sites met teksten die over palliatieve sedatie gaan, pijnbestrijding, rouwverwerking en nog veel meer. Ik vind het interessant om in een andere wereld te stappen. CIZ-indicatie, de health buddy en subcutane medicatie, ik leer er een schat aan nieuwe woorden. Maar het allerleukst vind ik mijn baas. Alles draait bij haar om zo min mogelijk tijdverspilling.

Ze scheurt met 100 over de snelweg waar 80 mag. Want “die paar flitsbonnen per jaar kosten me minder dan mijn tijd me waard is.” Die filosofie volgt ze in alles: als een gesprek afgelopen is, loopt ze prompt naar de deur en zegt ze: “ik gooi je eruit” en tijdens een landelijk werkoverleg roept ze gerust net iets te hard: “dit is niet efficiënt, we gaan.” Prachtig vind ik dat. Al word ik vreselijk wagenziek van haar rijstijl, ze drukt om de vier seconden het gas opnieuw in en gaat zonder gene wild over een doorgetrokken streep, de gesprekken in de auto zijn geweldig. Onze vragen variëren van: wanneer is een leven afgerond? Tot, wie mag er niet op jouw begrafenis komen?

Na 2,5 jaar moest ik een keuze maken: of studeren, of dode mensen. Met lood in mijn schoenen ging ik naar mijn baas. Recht door zee als ze is, begon ze al voor ik iets had gezegd met: “Wat nou, schei je ermee uit?” “Ja”, zei ik zachtjes. Voor het eerst gooide ze me er niet meteen uit. Ze roerde in haar kopje en zei alleen maar: “Jeetje, dat is een boeiend probleem.”

Loes


Het begon zo: ik was een eenling. Thuis, op straat en vooral op school. Ik had vriendinnen maar eigenlijk hoorde ik nergens bij. Tot op een dag een blond, roze meisje druipend uit de douche bij de schoolgymzaal kwam lopen. “Mag ik jouw handdoek lenen?” vroeg ze. Dat mocht wel, in ruil voor dat ze mijn beste vriendin zou worden. Een echte. Want die kon ik wel gebruiken. De deal was gesloten.

Het bleek een schot in de roos. Loes en ik deden direct alles samen. Dansjes verzinnen waarmee we onszelf voor lul zetten op school, leuke jongens stalken die niks van ons wilden weten, squashen tegen de kerk aan, mensen de weg vragen in het Engels en heel veel snoep kopen. Niemand snapte ons.

We snapten elkaar zelfs even niet meer. Haar moeder overleed toen we net twee maanden als verse studenten samenwoonden. Een groot verdriet werd zich van haar meester. Nooit heb ik iemand zoveel pijn zien lijden en nooit wil ik dat weer zien. Haar snikken door de gipswand tussen onze kamers gingen rechtstreeks naar mijn hart. Na twee jaar ging het niet meer en vertrok ik. Ondanks het dramatische verlies van haar moeder maakte ze haar studie af en is ze nu een trotse, volwassen vrouw. De jongens die vroeger niks van ons wilden weten, lopen nu kwijlend achter ons aan. De meiden die ons lelijk en stom vonden, zien we nog weleens met kinderwagens en een monsterlijke vent door de stad lopen.

Het mooiste: vijftien jaar later zijn we nog altijd beste vriendinnen. Het ergste hebben we al overleefd. Onze grootste uitdaging is nu alleen nog om elkaar in elke levensfase terug te vinden. Al is het maar in een vochtige kleedkamer. Want ik ben nooit als eenling geboren. Wij zijn op de wereld gezet om samen te zijn.

Salamander


“Je bent zo mooi als een salamander”, dat is hoe ik Frank leerde kennen. Ik zag hem voor het eerst in de Prinsentuin waar hij bloemen fotografeerde. Ik ging naast hem zitten en liet me betoveren door zijn stem. Ik had nooit zo iemand als hij ontmoet.

Het is niets geworden tussen ons. Niet alleen omdat hij macrobiotisch leeft -wat erop neerkomt dat je buikkramp krijgt van een dropje- erg onhandig, als je mij zoent heb je al een halve mars aan suiker binnen. En ook niet omdat hij veel ouder is, de meeste vriendjes die ik heb zijn dichter bij de leeftijd van mijn vader dan bij de mijne. Zelfs dat hij meer geïnteresseerd is algoritmes dan in seks deerde me niet. Je hoort, ik was echt verliefd.

Wat wel lastig was: hij was ook de beste vriend van mijn verkering. En gek genoeg ging het daar mis. Hoezeer ik hem ook probeerde te overtuigen van het goede in hypocrisie, volgens mij toch echt opgenomen in de basisrechten van de mens, hij wilde niet. Zelfs toen we op datingsite Paiq aan elkaar gematcht werden, toch een omen van jewelste, bleef hij weigeren. En zo bleef ik jaren onmogelijk zwijmelen.

Tot vorige week, hij wilde dringend met me afspreken. Opgetogen fietste ik naar hem toe. Helaas, nog voor ik kon denken dat het eindelijk wederzijds was, zei hij: “ik wil je uitnodigen voor mijn boekpresentatie.” Ik mag iets komen voorlezen. Nog niet helemaal de huwelijksnacht die ik in gedachten had, maar het kan minder. De omstandigheden zijn anders: mijn ex heeft een vriendin, een prinses die niks wegheeft van welk amfibie dan ook, dus over hem hoeft hij zich geen zorgen meer te maken.

Dus ik weet wat me te doen staat: ik trek mijn fletsgroene jurkje aan en zal hem als een sierlijke salamander mijn vijver inlokken. Daar komt geen reiger tussen.